Hagt hòmbu! Zeg ik uit frustratie op z’n typisch Curaçaos wanneer ik weer eens iemand onzinnige taal hoor uitkramen. Slecht taalgebruik bij anderen wekt bij mij altijd – nadat ik eerst gelachen heb – erge irritaties op. Ik ga niet beweren dat ik alle regels ken van de Papiamentse taal, maar zelfs ik weet dat het ‘dentista’ is en niet ‘djentista’ en dat je bij het koken ‘makaroni’ in de pan gooit en geen ‘mankaroni’. Als je een beetje fris wilt drinken, vraag je om un tiki ‘limonada’ en niet om ‘luminada’. En dat spul dat je in je haar smeert, heet ‘pomada’. ‘Plumada’ bestaat echt niet, hoor!
Als ik aan het woord chocola denk, schiet ik meteen in de lach. In het Papiaments is het juiste woord hiervoor ‘chukulati’, maar naarmate de jaren verstreken heb ik zoveel varianten gehoord. Vaak zegt men ‘chukalati’ en in een extreem geval zelfs ‘chakalati’. Zo ook een ex-vriendje…we kregen elke keer slaande ruzie hierom, tot ik op een gegeven moment besloot helemaal geen chukulati meer te kopen.
Weleens bij de snèk geweest? Ik weet niet of het is omdat ze ‘bo’i nan awa’ (straalbezopen) zijn, maar bij de snèk wordt ‘alkohol’ plotseling ‘arkohol’ en een fles ‘heineken’ heet dan ‘heimekens’. Misschien denkt de klant dat hij door ‘heimekens’ te zeggen meer dan één fles krijgt.
In de bioscoop zijn de ‘knurften’ makkelijk van het gewone volk te onderscheiden. Hoewel ze heel geraffineerd overkomen in hun galajurk en tien centimeter hoge hakken, vallen ze meteen door de mand wanneer ze bij de bediende een large ‘pòrkòm’ bestellen in plaats van een ‘popcorn’.
Ook charmant is een volwassen man die de McDonald’s nog altijd ‘Mèrdònerds’ noemt en de Kentucky ‘Kòngtùkie’. In zijn kinderjaren was het grappig en misschien zelfs ‘cute’, waardoor zijn ouders de fout maakten hem nooit te corrigeren en hem erop attent te maken dat het ‘McDonald’s’ en ‘Kentucky’ is. En wanneer hij zoveel geluk heeft dat hij uiteindelijk een vrouw tegenkomt die deze grove tekortkoming wel grappig vindt en hij met haar kinderen krijgt, nemen de kleine Bubu en Juni de ‘Mèrdòners’ en ‘Kòngtùkie’ blindelings over. Een vicieuze cirkel…
Woorden die overgenomen worden uit de Engelse taal gaan ons niet al te best af. Mijn inmiddels overleden oma Lu kon geen ‘son of a bitch’ zeggen en zei gemakshalve ‘sommomabitch’. Diezelfde oma maakte graag ‘vishiteebel’ soep. Dat doen zovelen op Curaçao. Het woord ‘vegetable’ kennen ze schijnbaar niet.
Je moet eens een middagje bij de monteur doorbrengen. Bij het komen en gaan van klanten, passeren de zelfgemaakte woorden als ‘shokeshorber’ (shock absorber) en ‘franbèl’ (fanbelt) de revue. De monteur – die waarschijnlijk zelf het verschil ook niet kent – pakt zonder een kik te geven de gevraagde onderdelen.
Nou moeten we niet denken dat dit alleen in het Papiaments voorkomt. Nederlanders snappen er vaak ook geen bal van. ‘Ik ken jou nog van vroeger’, wordt ‘ik kon jou nog van vroeger’, ‘ik kan dat niet’, wordt ‘ik ken dat niet’ en het woord ‘me’ is plotseling een bezittelijk voornaamwoord: ‘ma, heb je me pet gezien?’. Ook grappig om te horen is hoe Nederlanders typisch Nederlandse gezegdes letterlijk naar het Engels vertalen. ‘Waar slaat dat op’, wordt gewoon ‘where beats that on’.
Hagt hòmbu!